{"title":"共同完成可以共同完成的事情","authors":"Sanne Van Drenth","doi":"10.48003/knob.122.2023.4.807","DOIUrl":null,"url":null,"abstract":"Centraal Wonen is een in de jaren zeventig ontstane woonvorm waarbij meerdere huishoudens verschillende gemeenschappelijke voorzieningen met elkaar delen binnen hetzelfde project. De wooncomplexen waren bedoeld voor een diverse bewonersgroep tot 250 bewoners en werden in de regel in nauwe samenspraak met bewoners ontworpen. De initiatiefnemers van Centraal Wonen geloofden dat deze woonvorm een oplossing bood voor maatschappelijke vraagstukken, zoals de achtergestelde positie van de vrouw, toenemende eenzaamheid en de eenzijdige woningvoorraad van eengezinswoningen en flats. Het alternatief van Centraal Wonen was om woningen fijnmazig te verweven met gemeenschappelijke voorzieningen in projecten, zodat op vrijwillige basis een hechte gemeenschap kon ontstaan. Tussen 1977 en 1991 zijn er naar schatting ruim zestig projecten gebouwd, waarna de woonvorm in de jaren negentig in de vergetelheid raakte.Centraal Wonen ontstond op het scharnierpunt van twee tijdperken, wat tot uiting komt in het concept en de verschijningsvorm. De ideologische inslag sloot naadloos aan op de emancipatoire en maatschappijkritische bewegingen van de vroege jaren zeventig, terwijl het grootste gedeelte van de projecten pas tot stand kwam in de verzakelijkte jaren tachtig. Centraal Wonen bevatte elementen van beide fasen: enerzijds ‘samen doen wat samen kan’, maar de onafhankelijkheid van het individu mocht daar niet aan ten koste gaan. Het allereerste project, de Wandelmeent, past geheel binnen de kleinschaligheidsbeweging, waarin ontwerpers zochten naar de essentie van een herkenbare en huiselijke woonomgeving met een gevarieerd straatbeeld. Veruit de meeste projecten kwamen tot stand in de jaren tachtig, waarin zich de tekens van verschraling in de verschijningsvorm voordeden. Bovendien berustte het ontwerp van Centraal Wonen-projecten voor een groot deel op de trends in de vakgemeenschap en de keuzes van de architect, en minder op de uitkomsten van inspraak en gemeenschappelijkheid. De werkelijke inventiviteit en kwaliteit van Centraal Wonen bevonden zich dan ook niet in de afzonderlijke onderdelen van inspraakprocedures, het ontwerp en de woningplattegrond, maar in het samenbrengen van zorg op alle onderdelen binnen één project, waarbij de gezamenlijke visie op het wonen leidend was. Hoewel Centraal Wonen maar een kort leven beschoren leek, staan gemeenschappelijke en alternatieve woonvormen sinds enkele jaren weer in de belangstelling. De leuze ‘samen doen wat samen kan’ lijkt in de huidige tijd zijn weerklank te vinden. De projecten zijn een waardevolle bron voor nieuwe gemeenschappelijke woonprojecten, die niet mag worden vergeten.","PeriodicalId":52053,"journal":{"name":"Bulletin KNOB","volume":"5 36","pages":""},"PeriodicalIF":0.1000,"publicationDate":"2023-12-09","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":"0","resultStr":"{\"title\":\"‘Samen doen wat samen kan’\",\"authors\":\"Sanne Van Drenth\",\"doi\":\"10.48003/knob.122.2023.4.807\",\"DOIUrl\":null,\"url\":null,\"abstract\":\"Centraal Wonen is een in de jaren zeventig ontstane woonvorm waarbij meerdere huishoudens verschillende gemeenschappelijke voorzieningen met elkaar delen binnen hetzelfde project. De wooncomplexen waren bedoeld voor een diverse bewonersgroep tot 250 bewoners en werden in de regel in nauwe samenspraak met bewoners ontworpen. De initiatiefnemers van Centraal Wonen geloofden dat deze woonvorm een oplossing bood voor maatschappelijke vraagstukken, zoals de achtergestelde positie van de vrouw, toenemende eenzaamheid en de eenzijdige woningvoorraad van eengezinswoningen en flats. Het alternatief van Centraal Wonen was om woningen fijnmazig te verweven met gemeenschappelijke voorzieningen in projecten, zodat op vrijwillige basis een hechte gemeenschap kon ontstaan. Tussen 1977 en 1991 zijn er naar schatting ruim zestig projecten gebouwd, waarna de woonvorm in de jaren negentig in de vergetelheid raakte.Centraal Wonen ontstond op het scharnierpunt van twee tijdperken, wat tot uiting komt in het concept en de verschijningsvorm. De ideologische inslag sloot naadloos aan op de emancipatoire en maatschappijkritische bewegingen van de vroege jaren zeventig, terwijl het grootste gedeelte van de projecten pas tot stand kwam in de verzakelijkte jaren tachtig. Centraal Wonen bevatte elementen van beide fasen: enerzijds ‘samen doen wat samen kan’, maar de onafhankelijkheid van het individu mocht daar niet aan ten koste gaan. Het allereerste project, de Wandelmeent, past geheel binnen de kleinschaligheidsbeweging, waarin ontwerpers zochten naar de essentie van een herkenbare en huiselijke woonomgeving met een gevarieerd straatbeeld. Veruit de meeste projecten kwamen tot stand in de jaren tachtig, waarin zich de tekens van verschraling in de verschijningsvorm voordeden. Bovendien berustte het ontwerp van Centraal Wonen-projecten voor een groot deel op de trends in de vakgemeenschap en de keuzes van de architect, en minder op de uitkomsten van inspraak en gemeenschappelijkheid. De werkelijke inventiviteit en kwaliteit van Centraal Wonen bevonden zich dan ook niet in de afzonderlijke onderdelen van inspraakprocedures, het ontwerp en de woningplattegrond, maar in het samenbrengen van zorg op alle onderdelen binnen één project, waarbij de gezamenlijke visie op het wonen leidend was. Hoewel Centraal Wonen maar een kort leven beschoren leek, staan gemeenschappelijke en alternatieve woonvormen sinds enkele jaren weer in de belangstelling. De leuze ‘samen doen wat samen kan’ lijkt in de huidige tijd zijn weerklank te vinden. De projecten zijn een waardevolle bron voor nieuwe gemeenschappelijke woonprojecten, die niet mag worden vergeten.\",\"PeriodicalId\":52053,\"journal\":{\"name\":\"Bulletin KNOB\",\"volume\":\"5 36\",\"pages\":\"\"},\"PeriodicalIF\":0.1000,\"publicationDate\":\"2023-12-09\",\"publicationTypes\":\"Journal Article\",\"fieldsOfStudy\":null,\"isOpenAccess\":false,\"openAccessPdf\":\"\",\"citationCount\":\"0\",\"resultStr\":null,\"platform\":\"Semanticscholar\",\"paperid\":null,\"PeriodicalName\":\"Bulletin KNOB\",\"FirstCategoryId\":\"1085\",\"ListUrlMain\":\"https://doi.org/10.48003/knob.122.2023.4.807\",\"RegionNum\":0,\"RegionCategory\":null,\"ArticlePicture\":[],\"TitleCN\":null,\"AbstractTextCN\":null,\"PMCID\":null,\"EPubDate\":\"\",\"PubModel\":\"\",\"JCR\":\"0\",\"JCRName\":\"ARCHITECTURE\",\"Score\":null,\"Total\":0}","platform":"Semanticscholar","paperid":null,"PeriodicalName":"Bulletin KNOB","FirstCategoryId":"1085","ListUrlMain":"https://doi.org/10.48003/knob.122.2023.4.807","RegionNum":0,"RegionCategory":null,"ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":null,"EPubDate":"","PubModel":"","JCR":"0","JCRName":"ARCHITECTURE","Score":null,"Total":0}
Centraal Wonen is een in de jaren zeventig ontstane woonvorm waarbij meerdere huishoudens verschillende gemeenschappelijke voorzieningen met elkaar delen binnen hetzelfde project. De wooncomplexen waren bedoeld voor een diverse bewonersgroep tot 250 bewoners en werden in de regel in nauwe samenspraak met bewoners ontworpen. De initiatiefnemers van Centraal Wonen geloofden dat deze woonvorm een oplossing bood voor maatschappelijke vraagstukken, zoals de achtergestelde positie van de vrouw, toenemende eenzaamheid en de eenzijdige woningvoorraad van eengezinswoningen en flats. Het alternatief van Centraal Wonen was om woningen fijnmazig te verweven met gemeenschappelijke voorzieningen in projecten, zodat op vrijwillige basis een hechte gemeenschap kon ontstaan. Tussen 1977 en 1991 zijn er naar schatting ruim zestig projecten gebouwd, waarna de woonvorm in de jaren negentig in de vergetelheid raakte.Centraal Wonen ontstond op het scharnierpunt van twee tijdperken, wat tot uiting komt in het concept en de verschijningsvorm. De ideologische inslag sloot naadloos aan op de emancipatoire en maatschappijkritische bewegingen van de vroege jaren zeventig, terwijl het grootste gedeelte van de projecten pas tot stand kwam in de verzakelijkte jaren tachtig. Centraal Wonen bevatte elementen van beide fasen: enerzijds ‘samen doen wat samen kan’, maar de onafhankelijkheid van het individu mocht daar niet aan ten koste gaan. Het allereerste project, de Wandelmeent, past geheel binnen de kleinschaligheidsbeweging, waarin ontwerpers zochten naar de essentie van een herkenbare en huiselijke woonomgeving met een gevarieerd straatbeeld. Veruit de meeste projecten kwamen tot stand in de jaren tachtig, waarin zich de tekens van verschraling in de verschijningsvorm voordeden. Bovendien berustte het ontwerp van Centraal Wonen-projecten voor een groot deel op de trends in de vakgemeenschap en de keuzes van de architect, en minder op de uitkomsten van inspraak en gemeenschappelijkheid. De werkelijke inventiviteit en kwaliteit van Centraal Wonen bevonden zich dan ook niet in de afzonderlijke onderdelen van inspraakprocedures, het ontwerp en de woningplattegrond, maar in het samenbrengen van zorg op alle onderdelen binnen één project, waarbij de gezamenlijke visie op het wonen leidend was. Hoewel Centraal Wonen maar een kort leven beschoren leek, staan gemeenschappelijke en alternatieve woonvormen sinds enkele jaren weer in de belangstelling. De leuze ‘samen doen wat samen kan’ lijkt in de huidige tijd zijn weerklank te vinden. De projecten zijn een waardevolle bron voor nieuwe gemeenschappelijke woonprojecten, die niet mag worden vergeten.