{"title":"Politiek nieuwe stijl","authors":"J. Pols","doi":"10.1347/KRIS.7.1.80","DOIUrl":null,"url":null,"abstract":"politieke gehalte en de normatieve pretenties van wetenschapsen techniekstudies.1 Mensen en technieken, maar ook normen en politiek, coproduceren elkaar in specifieke praktijken en zijn daarom wederzijds afhankelijk. In zijn introductie vraagt Hans Harbers zich af wat voor ruimte er in deze samenhang nog is voor moraliteit, kritiek en verantwoordelijkheid voor de actoren. Deze vraag is zeker interessant als die actoren ook nog eens ‘dingen’ kunnen zijn. Het begin van deze discussie over normativiteit ligt volgens Harbers bij het alternatief op de normatieve wetenschapsfilosofie: de sociologisch georiënteerde wetenschapsfilosofie. De normatieve wetenschapsfilosofie formuleert regels en voorschriften voor de wetenschappen, ter verantwoording van en als toetssteen voor wat de collegae vakbroeders en -zusters doen. Ze formuleert criteria om te kunnen bepalen wat ware kennis is. De sociologisch georiënteerde wetenschapsonderzoekers daarentegen wilden geen regels maken, maar gingen de praktijken onderzoeken waarin ware kennis wordt geproduceerd: in laboratoria, ziekenhuizen en in universiteiten. Feiten, zo lieten ze zien, liggen niet klaar ‘daarbuiten’, maar worden met veel bloed, zweet, techniek en lobbywerk gemaakt. In de radicaalste variant van het wetenschapsonderzoek werd een lans gebroken voor een symmetrie tussen mensen en dingen. Dingen werden niet gezien als passief, maar als actoren in een netwerk. De ‘hybride collectieven’ (die onder verschillende benamingen door deze bundel waren) zagen het licht. In deze collectieven van interacterende mensen en apparaten wordt kennis geproduceerd. Er worden echter ook normen en politieke praktijken, en zelfs werelden gemaakt. Harbers stelt dat het denken in termen van hybride netwerken in de epistemologie leidt tot een vorm van ‘pragmatisch realisme’. Als je iets behandelt alsof het echt is, wordt het namelijk ook echt in zijn consequenties. Het is in het idee van de wetenschappen als praktische ‘scheppers van werelden’ dat Harbers mogelijkheden ziet het politieke opnieuw te denken als iets wat immanent is aan de wereld, in plaats van als iets wat bestaat uit deliberaties erover. Wanneer je zo’n hybride wereld 80","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"22 1","pages":"80-85"},"PeriodicalIF":0.0000,"publicationDate":"2006-03-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":"0","resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":null,"PeriodicalName":"Krisis","FirstCategoryId":"1085","ListUrlMain":"https://doi.org/10.1347/KRIS.7.1.80","RegionNum":0,"RegionCategory":null,"ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":null,"EPubDate":"","PubModel":"","JCR":"Q3","JCRName":"Arts and Humanities","Score":null,"Total":0}
引用次数: 0
Abstract
politieke gehalte en de normatieve pretenties van wetenschapsen techniekstudies.1 Mensen en technieken, maar ook normen en politiek, coproduceren elkaar in specifieke praktijken en zijn daarom wederzijds afhankelijk. In zijn introductie vraagt Hans Harbers zich af wat voor ruimte er in deze samenhang nog is voor moraliteit, kritiek en verantwoordelijkheid voor de actoren. Deze vraag is zeker interessant als die actoren ook nog eens ‘dingen’ kunnen zijn. Het begin van deze discussie over normativiteit ligt volgens Harbers bij het alternatief op de normatieve wetenschapsfilosofie: de sociologisch georiënteerde wetenschapsfilosofie. De normatieve wetenschapsfilosofie formuleert regels en voorschriften voor de wetenschappen, ter verantwoording van en als toetssteen voor wat de collegae vakbroeders en -zusters doen. Ze formuleert criteria om te kunnen bepalen wat ware kennis is. De sociologisch georiënteerde wetenschapsonderzoekers daarentegen wilden geen regels maken, maar gingen de praktijken onderzoeken waarin ware kennis wordt geproduceerd: in laboratoria, ziekenhuizen en in universiteiten. Feiten, zo lieten ze zien, liggen niet klaar ‘daarbuiten’, maar worden met veel bloed, zweet, techniek en lobbywerk gemaakt. In de radicaalste variant van het wetenschapsonderzoek werd een lans gebroken voor een symmetrie tussen mensen en dingen. Dingen werden niet gezien als passief, maar als actoren in een netwerk. De ‘hybride collectieven’ (die onder verschillende benamingen door deze bundel waren) zagen het licht. In deze collectieven van interacterende mensen en apparaten wordt kennis geproduceerd. Er worden echter ook normen en politieke praktijken, en zelfs werelden gemaakt. Harbers stelt dat het denken in termen van hybride netwerken in de epistemologie leidt tot een vorm van ‘pragmatisch realisme’. Als je iets behandelt alsof het echt is, wordt het namelijk ook echt in zijn consequenties. Het is in het idee van de wetenschappen als praktische ‘scheppers van werelden’ dat Harbers mogelijkheden ziet het politieke opnieuw te denken als iets wat immanent is aan de wereld, in plaats van als iets wat bestaat uit deliberaties erover. Wanneer je zo’n hybride wereld 80