{"title":"Immersive play","authors":"F. Scholten","doi":"10.5117/que2019.2.002.scho","DOIUrl":null,"url":null,"abstract":"\n Deze bijdrage onderzoekt het gebruik van een groep laatgotische devotionalia uit de Noordelijke Nederlanden, in buxushout gesneden microsculpturen. Het merendeel van deze privédevotiekunst betreft zogenaamde gebedsnoten – bolletjes ter grootte van een pingpongbal – die in twee helften kunnen worden geopend. Elke zijde bevat een uiterst minuscule religieuze voorstelling, waaromheen verklarende of introducerende Latijnse inscripties zijn aangebracht, die de gelovige aanzetten tot meditatie. Sommige gebedsnoten nodigen de gebruiker expliciet uit tot deelname aan een speelse, meditatieve speurtocht in hun binnenzijde, andere impliciet door middel van ingebouwde spel- en puzzelachtige elementen.\n Door hun minieme schaal en grote detailrijkdom bewerkstelligen deze onvoorstelbaar kleine taferelen dat de gebruiker zich gemakkelijk kan verliezen in de ontrafeling van deze visuele puzzel en, al mediterend, in een staat van mentale verzinking (‘immersion’) kan belanden waarbij het gevoel voor tijd verloren raakt. Psychologische experimenten hebben inderdaad het verband aangetoond tussen schaal en ervaring van tijd: de tijdsbeleving blijkt te worden gecomprimeerd ten opzichte van ‘real time’ met een ratio die gelijk is aan verhouding van de schaal tot de werkelijke ruimte. Als een persoon zich concentreert op een voorstelling in een ruimte met schaal 1:6, worden dertig minuten werkelijke tijd ervaren als slechts vijf minuten.\n Het volledig opgaan in de esthetische illusie van het devotietafereel in de gebedsnoot vraagt van de gebruiker deelname aan een ‘game of make-believe’, zoals Kendall Walton dit proces beschreef. Het is een vorm van psychologische overgave in een rollenspel waarbij de gebedsnoot rekwisiet is. Tijdens dit spel van ‘make-believe’ wordt het religieuze tafereel even ‘werkelijkheid’, net zoals een pop dat kan zijn voor een spelend kind.\n Het hier gesuggereerde verband tussen devotie en spel lijkt verrassend, maar in de Middeleeuwen waren beide nauw verbonden. Ludus creëerde een vrije ruimte met eigen regels – een tovercirkel, aldus Huizinga in zijn Homo ludens – om ongedwongen te mediteren, memoriseren, reflecteren. Huizinga’s spelconcept en Walton’s ‘game of make-believe’ liggen dichtbij elkaar: beide beschrijven een mentale en fysieke staat van verzinking die wordt veroorzaakt door zich over te geven aan het spel. Recentelijk werd bovendien overtuigend betoogd dat er ook een biologisch verband bestaat tussen spel, mentale verzinking en esthetische illusie. In het gebruik van de hier beschreven devotionalia komt dit drietal elementen effectief samen.","PeriodicalId":39584,"journal":{"name":"Queeste","volume":"41 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.0000,"publicationDate":"2019-01-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":"0","resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":null,"PeriodicalName":"Queeste","FirstCategoryId":"1085","ListUrlMain":"https://doi.org/10.5117/que2019.2.002.scho","RegionNum":0,"RegionCategory":null,"ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":null,"EPubDate":"","PubModel":"","JCR":"Q3","JCRName":"Arts and Humanities","Score":null,"Total":0}
引用次数: 0
Abstract
Deze bijdrage onderzoekt het gebruik van een groep laatgotische devotionalia uit de Noordelijke Nederlanden, in buxushout gesneden microsculpturen. Het merendeel van deze privédevotiekunst betreft zogenaamde gebedsnoten – bolletjes ter grootte van een pingpongbal – die in twee helften kunnen worden geopend. Elke zijde bevat een uiterst minuscule religieuze voorstelling, waaromheen verklarende of introducerende Latijnse inscripties zijn aangebracht, die de gelovige aanzetten tot meditatie. Sommige gebedsnoten nodigen de gebruiker expliciet uit tot deelname aan een speelse, meditatieve speurtocht in hun binnenzijde, andere impliciet door middel van ingebouwde spel- en puzzelachtige elementen.
Door hun minieme schaal en grote detailrijkdom bewerkstelligen deze onvoorstelbaar kleine taferelen dat de gebruiker zich gemakkelijk kan verliezen in de ontrafeling van deze visuele puzzel en, al mediterend, in een staat van mentale verzinking (‘immersion’) kan belanden waarbij het gevoel voor tijd verloren raakt. Psychologische experimenten hebben inderdaad het verband aangetoond tussen schaal en ervaring van tijd: de tijdsbeleving blijkt te worden gecomprimeerd ten opzichte van ‘real time’ met een ratio die gelijk is aan verhouding van de schaal tot de werkelijke ruimte. Als een persoon zich concentreert op een voorstelling in een ruimte met schaal 1:6, worden dertig minuten werkelijke tijd ervaren als slechts vijf minuten.
Het volledig opgaan in de esthetische illusie van het devotietafereel in de gebedsnoot vraagt van de gebruiker deelname aan een ‘game of make-believe’, zoals Kendall Walton dit proces beschreef. Het is een vorm van psychologische overgave in een rollenspel waarbij de gebedsnoot rekwisiet is. Tijdens dit spel van ‘make-believe’ wordt het religieuze tafereel even ‘werkelijkheid’, net zoals een pop dat kan zijn voor een spelend kind.
Het hier gesuggereerde verband tussen devotie en spel lijkt verrassend, maar in de Middeleeuwen waren beide nauw verbonden. Ludus creëerde een vrije ruimte met eigen regels – een tovercirkel, aldus Huizinga in zijn Homo ludens – om ongedwongen te mediteren, memoriseren, reflecteren. Huizinga’s spelconcept en Walton’s ‘game of make-believe’ liggen dichtbij elkaar: beide beschrijven een mentale en fysieke staat van verzinking die wordt veroorzaakt door zich over te geven aan het spel. Recentelijk werd bovendien overtuigend betoogd dat er ook een biologisch verband bestaat tussen spel, mentale verzinking en esthetische illusie. In het gebruik van de hier beschreven devotionalia komt dit drietal elementen effectief samen.