Marylise Parein, Ine Wouters, Stephanie Van de Voorde
{"title":"Waardebepaling van jong erfgoed (1970-2000)","authors":"Marylise Parein, Ine Wouters, Stephanie Van de Voorde","doi":"10.48003/knob.122.2023.4.811","DOIUrl":null,"url":null,"abstract":"Sinds enkele jaren groeit de interesse voor jong erfgoed. Daarmee groeit ook de behoefte aan een wetenschappelijk onderbouwd kader om hiermee om te gaan. Dit artikel gaat in op de eigenheid van ‘jong erfgoed’, de waardebepaling ervan en de kennis die daarvoor nodig is.De term ‘jong erfgoed’ is niet eenvoudig te definiëren, omdat de minimale historische afstand om een gebouw te waarderen of als erfgoed te beschermen van land ot land verschilt. Belangrijker dan een exacte afbakening is het vergroten van het bewustzijn en betere erkenning van de bijzondere eigenschappen van dit erfgoed. Eén van de eigenschappen die aantoont dat het niet alleen relevant maar ook noodzakelijk is om binnen het bredere erfgoedveld bijzondere aandacht te besteden aan jong erfgoed, is materialiteit. Hiermee worden niet louter de toegepaste bouwmaterialen en -technieken aangeduid, maar ook de positionering ten opzichte van de bredere (bouw)cultuur waarin het gebouw is verankerd. De laatste decennia van de twintigste eeuw worden immers gekenmerkt door een eigen materialiteit, die ook meegenomen dient te worden in de waardebepaling.Om na te gaan hoe materialiteit geïmplementeerd kan worden in actuele waardebepalingsmethodes, wordt gekeken naar de methode die sinds 2021 in het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest wordt gehanteerd voor het opstellen van de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. Deze methode gaat uit van tien erfgoedwaarden en zes erfgoedcriteria. Elk van die waarden en criteria wordt niet strikt afgebakend maar beschreven, om zo ruimte voor interpretatie te laten. Bovendien worden de waarden niet afzonderlijk behandeld, maar wordt gestreefd naar een geïntegreerde benadering waarbij verschillende waarden en criteria elkaar kunnen ondersteunen en versterken. Dit biedt mogelijkheden om de specificiteit van jong erfgoed te erkennen en het belang van materialiteit hierin te benadrukken.De Brusselse waardebepalingsmethode wordt vervolgens toegepast op twee casussen, met bijzondere aandacht voor de materialiteit hiervan: het A.S.L.K. appartementsgebouw (architect Philippe Samyn, Brussel, 1985-1986) en het grootschalig huisvestingsproject ‘De Drevekens’ (ontwerpbureau AUSIA, Sint-Pieters-Woluwe, 1975-1977). De eerste casus demonstreert dat een juiste inschatting van de technische waarde vereist dat de toegepaste materialen beoordeeld worden binnen de bredere bouwcultuur. De tweede casus illustreert dat materialen zonder bijzondere technische waarde toch een belangrijke rol kunnen spelen bij andere erfgoedwaarden. Beide casussen tonen de meerwaarde van een geïntegreerde benadering van erfgoedwaarden en het belang van materialiteit bij de erkenning van jong erfgoed. Een belangrijke uitdaging hierbij is het verkrijgen van diepgaand inzicht in de materialiteit om te komen tot een juiste en specifieke interpretatie van de erfgoedwaarden en -criteria.","PeriodicalId":52053,"journal":{"name":"Bulletin KNOB","volume":"2 5","pages":""},"PeriodicalIF":0.1000,"publicationDate":"2023-12-09","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":"0","resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":null,"PeriodicalName":"Bulletin KNOB","FirstCategoryId":"1085","ListUrlMain":"https://doi.org/10.48003/knob.122.2023.4.811","RegionNum":0,"RegionCategory":null,"ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":null,"EPubDate":"","PubModel":"","JCR":"0","JCRName":"ARCHITECTURE","Score":null,"Total":0}
引用次数: 0
Abstract
Sinds enkele jaren groeit de interesse voor jong erfgoed. Daarmee groeit ook de behoefte aan een wetenschappelijk onderbouwd kader om hiermee om te gaan. Dit artikel gaat in op de eigenheid van ‘jong erfgoed’, de waardebepaling ervan en de kennis die daarvoor nodig is.De term ‘jong erfgoed’ is niet eenvoudig te definiëren, omdat de minimale historische afstand om een gebouw te waarderen of als erfgoed te beschermen van land ot land verschilt. Belangrijker dan een exacte afbakening is het vergroten van het bewustzijn en betere erkenning van de bijzondere eigenschappen van dit erfgoed. Eén van de eigenschappen die aantoont dat het niet alleen relevant maar ook noodzakelijk is om binnen het bredere erfgoedveld bijzondere aandacht te besteden aan jong erfgoed, is materialiteit. Hiermee worden niet louter de toegepaste bouwmaterialen en -technieken aangeduid, maar ook de positionering ten opzichte van de bredere (bouw)cultuur waarin het gebouw is verankerd. De laatste decennia van de twintigste eeuw worden immers gekenmerkt door een eigen materialiteit, die ook meegenomen dient te worden in de waardebepaling.Om na te gaan hoe materialiteit geïmplementeerd kan worden in actuele waardebepalingsmethodes, wordt gekeken naar de methode die sinds 2021 in het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest wordt gehanteerd voor het opstellen van de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. Deze methode gaat uit van tien erfgoedwaarden en zes erfgoedcriteria. Elk van die waarden en criteria wordt niet strikt afgebakend maar beschreven, om zo ruimte voor interpretatie te laten. Bovendien worden de waarden niet afzonderlijk behandeld, maar wordt gestreefd naar een geïntegreerde benadering waarbij verschillende waarden en criteria elkaar kunnen ondersteunen en versterken. Dit biedt mogelijkheden om de specificiteit van jong erfgoed te erkennen en het belang van materialiteit hierin te benadrukken.De Brusselse waardebepalingsmethode wordt vervolgens toegepast op twee casussen, met bijzondere aandacht voor de materialiteit hiervan: het A.S.L.K. appartementsgebouw (architect Philippe Samyn, Brussel, 1985-1986) en het grootschalig huisvestingsproject ‘De Drevekens’ (ontwerpbureau AUSIA, Sint-Pieters-Woluwe, 1975-1977). De eerste casus demonstreert dat een juiste inschatting van de technische waarde vereist dat de toegepaste materialen beoordeeld worden binnen de bredere bouwcultuur. De tweede casus illustreert dat materialen zonder bijzondere technische waarde toch een belangrijke rol kunnen spelen bij andere erfgoedwaarden. Beide casussen tonen de meerwaarde van een geïntegreerde benadering van erfgoedwaarden en het belang van materialiteit bij de erkenning van jong erfgoed. Een belangrijke uitdaging hierbij is het verkrijgen van diepgaand inzicht in de materialiteit om te komen tot een juiste en specifieke interpretatie van de erfgoedwaarden en -criteria.