{"title":"Mandaat voor de zitting","authors":"Klaske de Jong","doi":"10.5553/rdw/138064242021042002005","DOIUrl":null,"url":null,"abstract":"Het is alweer bijna tien jaar geleden dat de bestuursrechter is overgestapt op een nieuwe werkwijze voor het behandelen van beroepszaken, de ‘Nieuwe zaaksbehandeling’.1 Kernwoorden van deze werkwijze zijn snelheid, maatwerk en finaliteit. Zaken komen snel op zitting, de rechter onderzoekt wat de meest geschikte manier is om een zaak te behandelen en geeft waar nodig bewijsvoorlichting aan partijen. Verder dient het voor partijen na afloop van de procedure duidelijk te zijn waar ze aan toe zijn, zonder dat daarvoor een nieuwe beslissing van het bestuursorgaan nodig is. Voor het realiseren van deze doelstellingen is het van belang dat de rechter de principes van procedurele rechtvaardigheid in acht neemt.2 Dit betekent dat partijen de gelegenheid dienen te krijgen om zich uit te spreken over hun zaak, ze het gevoel hebben dat er serieus naar ze geluisterd wordt en dat de rechter deskundig en onpartijdig is. Tezamen zorgen deze ontwikkelingen voor een verandering in de rol van de rechter ter zitting. Voorheen lag de nadruk lag op het verzamelen van informatie ten behoeve van de toetsing van de rechtmatigheid van een besluit. Van oudsher had de bestuursrechter de reputatie ‘actief ’ te zijn, maar in de praktijk bestond de zitting uit het voorlezen van pleitnota’s van partijen en het stellen van enkele vragen door de rechter. Onder de nieuwe werkwijze staat de communicatie met partijen voorop en gaat de rechter actief op zoek naar het achterliggende geschil en mogelijke oplossingen daarvoor, via een uitspraak of op andere wijze. Gesteld kan worden dat de bestuursrechter zich heeft ontwikkeld van een passieve rechtmatigheidstoetser tot een actieve, responsieve geschilbeslechter.3 In de literatuur over de nieuwe werkwijze van de bestuursrechter wordt wel gesproken over de rechter versus ‘partijen’, maar de focus ligt daarbij altijd op de eiser, dat wil zeggen, de burger die beroep heeft ingesteld.4 Voor een geslaagde zitting is echter ook de medewerking nodig van de verweerder, het bestuursorgaan dat het be-","PeriodicalId":349954,"journal":{"name":"Recht der Werkelijkheid","volume":"153 1","pages":"0"},"PeriodicalIF":0.0000,"publicationDate":"2021-11-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":"0","resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":null,"PeriodicalName":"Recht der Werkelijkheid","FirstCategoryId":"1085","ListUrlMain":"https://doi.org/10.5553/rdw/138064242021042002005","RegionNum":0,"RegionCategory":null,"ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":null,"EPubDate":"","PubModel":"","JCR":"","JCRName":"","Score":null,"Total":0}
引用次数: 0
Abstract
Het is alweer bijna tien jaar geleden dat de bestuursrechter is overgestapt op een nieuwe werkwijze voor het behandelen van beroepszaken, de ‘Nieuwe zaaksbehandeling’.1 Kernwoorden van deze werkwijze zijn snelheid, maatwerk en finaliteit. Zaken komen snel op zitting, de rechter onderzoekt wat de meest geschikte manier is om een zaak te behandelen en geeft waar nodig bewijsvoorlichting aan partijen. Verder dient het voor partijen na afloop van de procedure duidelijk te zijn waar ze aan toe zijn, zonder dat daarvoor een nieuwe beslissing van het bestuursorgaan nodig is. Voor het realiseren van deze doelstellingen is het van belang dat de rechter de principes van procedurele rechtvaardigheid in acht neemt.2 Dit betekent dat partijen de gelegenheid dienen te krijgen om zich uit te spreken over hun zaak, ze het gevoel hebben dat er serieus naar ze geluisterd wordt en dat de rechter deskundig en onpartijdig is. Tezamen zorgen deze ontwikkelingen voor een verandering in de rol van de rechter ter zitting. Voorheen lag de nadruk lag op het verzamelen van informatie ten behoeve van de toetsing van de rechtmatigheid van een besluit. Van oudsher had de bestuursrechter de reputatie ‘actief ’ te zijn, maar in de praktijk bestond de zitting uit het voorlezen van pleitnota’s van partijen en het stellen van enkele vragen door de rechter. Onder de nieuwe werkwijze staat de communicatie met partijen voorop en gaat de rechter actief op zoek naar het achterliggende geschil en mogelijke oplossingen daarvoor, via een uitspraak of op andere wijze. Gesteld kan worden dat de bestuursrechter zich heeft ontwikkeld van een passieve rechtmatigheidstoetser tot een actieve, responsieve geschilbeslechter.3 In de literatuur over de nieuwe werkwijze van de bestuursrechter wordt wel gesproken over de rechter versus ‘partijen’, maar de focus ligt daarbij altijd op de eiser, dat wil zeggen, de burger die beroep heeft ingesteld.4 Voor een geslaagde zitting is echter ook de medewerking nodig van de verweerder, het bestuursorgaan dat het be-