{"title":"Fenomenologie van het proces\n van bewijzen in strafzaken","authors":"T. Jong","doi":"10.5553/NJLP/.000073","DOIUrl":null,"url":null,"abstract":"Zonder waarheid geen rechtvaardigheid. De waarheidsvinding speelt dan ook een centrale rol in het recht. Daarbij geldt als algemeen gedeeld uitgangspunt dat de waarheid nooit absoluut, definitief of af is, maar slechts bij benadering kan worden vastgesteld. Zoals de beroemde uitspraak van de Duitse verlichtingsdenker Lessing luidt: ‘niet het bezit maar de navorsing van de waarheid’ is het bereik en doel van het menselijk streven.1 Het navorsen van de waarheid houdt in het kader van het recht ten nauwste verband met het vergaren van bewijsmateriaal. De beoordeling van het waarheidsgehalte van gepresenteerde feiten wordt gemaakt aan de hand van het beschikbare bewijs – ‘Evidence is the basis of justice’2. Dat geldt in zeer sterke mate voor het strafrecht, waarin de materiële waarheidsvinding wordt gefilterd van rechtens irrelevante feiten en gebeurtenissen. Het probandum (hetgeen bewezen moet worden) fungeert hier als een trechter, die de historische werkelijkheid reduceert tot de onderdelen die gelet op de tenlastelegging van belang worden geacht (de materiële waarheid).3 Uiteindelijk draait het in het strafrechtelijk onderzoek in de kern om de vraag of het tenlastegelegde kan worden bewezen. De strafrechtelijke waarheidsvinding is derhalve vooral gericht op bewijsgaring.4","PeriodicalId":157398,"journal":{"name":"Netherlands Journal of Legal\n Philosophy","volume":"32 1","pages":"0"},"PeriodicalIF":0.0000,"publicationDate":"2019-07-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":"0","resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":null,"PeriodicalName":"Netherlands Journal of Legal\n Philosophy","FirstCategoryId":"1085","ListUrlMain":"https://doi.org/10.5553/NJLP/.000073","RegionNum":0,"RegionCategory":null,"ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":null,"EPubDate":"","PubModel":"","JCR":"","JCRName":"","Score":null,"Total":0}
引用次数: 0
Abstract
Zonder waarheid geen rechtvaardigheid. De waarheidsvinding speelt dan ook een centrale rol in het recht. Daarbij geldt als algemeen gedeeld uitgangspunt dat de waarheid nooit absoluut, definitief of af is, maar slechts bij benadering kan worden vastgesteld. Zoals de beroemde uitspraak van de Duitse verlichtingsdenker Lessing luidt: ‘niet het bezit maar de navorsing van de waarheid’ is het bereik en doel van het menselijk streven.1 Het navorsen van de waarheid houdt in het kader van het recht ten nauwste verband met het vergaren van bewijsmateriaal. De beoordeling van het waarheidsgehalte van gepresenteerde feiten wordt gemaakt aan de hand van het beschikbare bewijs – ‘Evidence is the basis of justice’2. Dat geldt in zeer sterke mate voor het strafrecht, waarin de materiële waarheidsvinding wordt gefilterd van rechtens irrelevante feiten en gebeurtenissen. Het probandum (hetgeen bewezen moet worden) fungeert hier als een trechter, die de historische werkelijkheid reduceert tot de onderdelen die gelet op de tenlastelegging van belang worden geacht (de materiële waarheid).3 Uiteindelijk draait het in het strafrechtelijk onderzoek in de kern om de vraag of het tenlastegelegde kan worden bewezen. De strafrechtelijke waarheidsvinding is derhalve vooral gericht op bewijsgaring.4